Agroep 2015-11-17

In non-dualiteit is liefde vanzelfsprekend.

Je stelt je open en ontspant je. Je wordt gevoeliger voor wat zich aandient. Je weert minder sterk dingen af. Je breidt gevoelsmatig-lichamelijk uit naar alle kanten. Je vloeit uit in de sfeer van anderen. Dat is liefde naar anderen toe. Het zelf-zijn van jezelf valt uiteindelijk samen met het zelf-zijn van de anderen. Zelf ben je de ander zelf. Je ziet je zelf in alles en alles in je zelf.

In de Ishā Upanishad 6 staat
‘Wie al wat hier op aarde leeft en beweegt en is,
ziet als in het eigen zelf,
en dat zelf weer levend in al wat is,
die kent geen haat of afkeer meer.’

In de Bhagavadgītā is te lezen (6.29):
‘Degene wiens zelf een geheel is geworden door yoga, ziet
zichzelf in alle wezens
en alle wezens in zichzelf …’

Is dat niet de betekenis en de volledige honorering van het tweede grote gebod van de christenen: ‘Heb uw naaste lief als uzelf’? (Mattheüs 22.39)
Dat liefhebben is niet mogelijk in een dualiteit, als je zelf losstaat van de ander: ik ben ik en de ander is een ander. Het is alleen mogelijk voor zover je eigen zelf ook het zelf is in de ander. Dan is liefde een vanzelfsprekendheid.
Liefde is geen ding dat je kunt geven; het is de sfeer laten ontstaan waarin er geen gescheidenheid meer is tussen het eigen zelf-zijn en het zelf van de ander.
De tweeheid is dan overgegaan in een non-dualiteit (a-dvaita).

Non-Dualiteit – De grondeloze openheid van Douwe Tiemersma
6.9 MORALITEIT: HET GOEDE HANDELEN p 187-188

Print Friendly, PDF & Email