Agroep 2016-09-20

Het goede wordt herkend, omdat het al aanwezig is in onszelf. Liefde wordt herkend, omdat zij in onszelf aanwezig is. Dat geldt ook voor oneindigheid. Dat wat voorbij tijd en ruimte is, kunnen we op een speciale wijze kennen, omdat dat blijkbaar in onszelf aanwezig is. Van de non-duale openheid heeft iedereen een besef. We herkennen dat in de diepte van een ander of van de wereld, omdat dat in ons al aanwezig is. Het hoort tot ons zelf-zijn. Voor zover we dat in een ander herkennen, herkennen we onszelf en zo de non-dualiteit.

Als alles openbreekt en je laat het gebeuren, breekt ook het zelf-zijn open. De twee kanten van je bestaanswereld, subject en object, horen bij elkaar. Als zich het oneindige aan de objectkant manifesteert, openbaart zich dat ook in jezelf. Als het daar helemaal open komt, komt je zelf-zijn ook helemaal open. De ene voorwaarde is, dat je dat openkomen van kosmos en zelf-zijn accepteert, dat wil zeggen, dat je je beperkte vormen tot en met ‘ik ben’ loslaat. Alleen in de volledige overgave aan Dat is er de realisatie van ‘Dat ben Ik’.

Ervaar je de dieptestructuur van anderen, het andere en van jezelf, ook in het gewone alledaagse leven? Op welk niveau ben je vooral aanwezig? Aan de oppervlakte, op een dieper niveau van betekenissen die je herkent, of is alles opengebroken en ben je je intern bewust van het onuitsprekelijke? Dan zijn er geen scheidingen. Zelf en Dat, ik en de anderen, de dingen, vormen geen tweeheid meer. Daarom kan er niets positief over worden gezegd. Het alledaagse leven mag doorgaan, maar deze heeft zo’n transparantie dat de non-duale openheid als grootste werkelijkheid voorop blijft staan. Deze openheid ben jezelf en zij is niet verschillend van de gewone dingen van het leven.

Non-dualiteit – Douwe Tiemersma
4.3 ‘DAT BEN JIJ’: WAT IS ‘DAT’? p 98

Print Friendly, PDF & Email