Agroep 2016-12-20

LICHAMELIJKE NON-DUALITEIT

We beginnen bij het begin. Dat is onvermijdelijk voor iedereen, ook voor de mensen die denken erg gevorderd te zijn. Dat begin is non-dualiteit, de afwezigheid van tweeheid. In de Upanishaden wordt de non-dualiteit gezien als het begin van alles. Van hieruit ontstonden de splitsingen en scheidingen die leidden tot de veelvormige kosmos en de scheiding tussen zelf-zijn en het andere. Toch blijft de non-dualiteit de grondslag van alles.

Dat kan worden herkend. Je kunt een besef hebben dat je zelf zo ruim bent dat andere mensen en al het andere met je samenvallen, dat er een universele non-dualiteit is van je diepste zelf en de essentie van het universum.

Het lichaam is een geheel

Om dit duidelijk te herkennen, beginnen we met een eenvoudig onderzoek van het eigen lichaam. Kijk naar je hand en word je bewust van je situatie. Er is een scheiding van mijzelf en de hand. De hand is een object, een ding dat ik zie. Maar, ga eens intern je hand ervaren; terwijl je je ogen dicht houdt. Van binnenuit. Zijn er scheidingen?
Nee, van voeten tot hoofd ervaar ik het lichaam wel als een geheel.
Wat voor soort geheel is dat? Waarom ben je dan een geheel? Omdat je daarin jezelf bent. Dat is je leven, daarin ben je jezelf. In dat leven, in je lichamelijke zelf-zijn, zit geen scheiding. Biologisch gezien hebben in een organisme alle delen met elkaar te maken. Als één onderdeel ziek is, lijdt het hele lichaam. Intern kun je dat vaststellen, in je eigen gevoelsmatige lichaam.
Zit je binnen de huid opgesloten? Ervaar je van binnenuit je huid als een grens? Begin met de innerlijke ervaring van je lichaam en laat je aandacht dan naar rechts gaan. Je hebt geleerd: daar ergens zit een huid, daar houdt mijn lichaam op en begint de buitenwereld. Als je zo innerlijk je lichamelijke zelf-zijn onderzoekt, merk je dat het beeld van je lichaam met zijn huid een voorstelling is in je denken. Dat denken kun je nu eens weg laat vallen. Je kunt dan op je eigen ervaring afgaan, niet op wat je weet. Ga dan met je aandacht nog eens naar rechts toe in de sfeer van je lichamelijk-gevoelsmatige zelf-zijn. Ga dan nog verder naar rechts. Hoe ver kun je naar rechts gaan zonder dat die sfeer van lichamelijk zelf-zijn wegvalt? Blijf concreet en nuchter ervaren: de sfeer van je gevoelsmatige zelf-zijn. Maak geen cognitief beeld van je lichaam, maar ga met je gevoelsmatige kennen verder. Hoe ver kun je gaan? Waar zit een grens? Ga dan naar links op dezelfde wijze. Hoe ver kun je gaan? Ga dan met je aandacht naar voren en naar achteren, naar boven en naar onderen. Hoe zit het nu? Stel je dan ook vast dat je eigen lichamelijke zelfsfeer oneindig is, zo groot als de hele kosmos?
Die zelfsfeer blijkt dus oneindig ruim te zijn, als je heel duidelijk en helder van binnen gaat vaststellen hoe het zit. Dan gebruik je niet je aangeleerde cognitieve kennis, maar ervaar je werkelijk hoe het zit. Je onderzoekt ervaringsmatig, proefondervindelijk, je eigen sfeer.
Je stelt dan vast dat er in je lichamelijke zelfsfeer geen echte scheidingen zijn. In de hele kosmos is geen echte scheiding te vinden. Het is een kosmos van zijn-zelf-zijn. Ervaar dit heel duidelijk, zoals je je lichamelijk gevoel ervaart. In die sfeer is geen grens, geen scheiding, geen dualiteit te vinden.

In het universele zijn-zelf-zijn, kunnen er best materiële dingen komen, allerlei zaken die je zintuiglijk ervaart. Maar  zij verschijnen in die sfeer van universeel zelf-zijn. In de sfeer waarin geen scheidingen zijn. Dus de dingen die verschijnen, zijn niet verschillend van jezelf. Zij zijn jezelf, op dezelfde wijze waarop je handen en je voeten tot je zelfsfeer behoren. Als je ervaart dat je lichamelijke sfeer oneindig is, kosmisch is, komen daarin de dingen. Ze nemen een bepaalde plaats in zonder dat er ergens een scheiding optreedt. Er blijft een sfeer van ongescheiden zelf-zijn. Het is de sfeer van het eigene waarin alles is opgenomen. Dus, dan blijft er helemaal niets ‘anders’ over. De ‘andere’ mensen die er zijn, zijn geen echte anderen, want ze zijn opgenomen in je eigen zelfsfeer. Hun zelf-zijn is ook jouw zelf-zijn. Als de ander wordt herkend in de sfeer van zelf-zijn, verdwijnen automatisch ontzettend veel problemen.

 De concrete vaststelling van de natuurlijke situatie

Ga heel concreet vaststellen wat er is vast te stellen. Dan wordt het ook bevestigd dat er geen grens aan zelf-zijn is. Zo zit dat. Vanuit je eigen zijnservaring is het overduidelijk. Dan is er geen gescheidenheid meer. Dan ontstaat er geen echt conflict meer. Het betekent een eindeloze ontspanning. In het terugkeren naar het ervaren van je eigen sfeer, verdwijnt alle andersheid. Daarom ontstaat er een oneindige ontspanning.
Je ervaart het heel concreet: alle dualiteiten ontstaan vanuit de dualiteit, als je je afstandelijk gaat opstellen en met kracht het andere op een afstand houdt. Zij zijn secundair. De non-dualiteit is de basis. Zij is de oorsprong. Gescheidenheid komt op de tweede plaats.
Je ziet hoe concreet het kan zijn. Je kunt het zelf precies ervaren: vanuit een beperkt gevoel breid je universeel uit en dat is het uitvloeien van liefde. Daarin wordt alles liefdevol opgenomen als jezelf. Je stelt vast dat het helemaal niet nodig is terug te gaan en grenzen te maken tussen ‘dit ben ik’ en ‘dat zijn anderen’. Als er even ontspanning is, is de eenheid er weer overduidelijk. Die eenheid is blijkbaar een natuurlijke situatie. Je moet weer heel kunstmatig alles gaan ordenen, dit in dit vakje, dat in dat vakje, om de dingen te gaan scheiden. Dat kost moeite; het is kunstmatig. Als de inspanning en het kunstmatige wegvallen, is er ontspanning en eenheid. Dat is de natuurlijke situatie.

Non-dualiteit  De grondeloze openheid – Hoofdstuk 1.2.
Douwe Tiemersma

Print Friendly, PDF & Email